16 mei, 2008

Toen het hockey nog met een stokkie was


Amsterdam-1928

Bijna 30.000 toeschouwers bij hockeyfinale in Olympisch Stadion

Het is morgen 80 jaar geleden dat de Olympiade van Amsterdam begon.
Hockey was een van de ‘attracties’.


‘Een grootsche Hockey-finale’ kopte de krant Het Centrum op 29 mei 1928. Nederland heeft een dag eerder tijdens de Spelen van Amsterdam in het Olympisch Stadion ‘een zeer eervolle 3-0 nederlaag’ geleden tegen Brits-Indië.
Een unieke prestatie was het zeker, die zilveren medaille. De deelname van het Nederlands hockeyteam aan de enige Olympische Spelen ooit in ons land, die morgen precies tachtig jaar geleden werden ‘geopend’, was al opmerkelijk. Hockey werd in Nederland twee jaar eerder nog niet eens beschouwd als een serieuze sport.
De Nederlandse Hockey en Bandy bond (NHBB) had tot aan 1926 haar eigen spelregels, afwijkend van de internationale. Dat kleine, witte hockeyballetje – overgenomen uit het cricket – was veel te hard en gevaarlijk voor de slechte velden die in ons land lagen, aldus de bond. De Scheurleerbal alias de sinaasappel, daar moest mee gehockeyd worden. Een grotere, lichtere bal, gemaakt van gevlochten touw en canvas en met een oranje kleur. Ook de stick zag er anders uit en had twee platte kanten.
Er waren meer bijzondere regels. Zo mocht de bal met de voet worden gestopt, was er geen slagcirkel en speelden mannen en vrouwen in hetzelfde team. Allemaal in het kader van het plezier, want hockey was een ‘spel’. De enige regel die niet helemaal strookte met deze fairplay-gedachte was dat de hockeyers een tegenstander met de stick mochten haken.
Rein de Waal, aanvoerder van het Nederlands hockeyteam, was het in 1926 beu. Omdat de NHBB haar eigen regels hanteerde die niet overeenkwamen met de internationale, mocht de bond geen nationaal team afvaardigen voor de Spelen. En dat was toch te gek voor woorden, vond De Waal, dat Oranje niet aan de eigen Spelen kon deelnemen.
De Waal dwong de invoering van de internationale regelgeving af. Eindelijk kon Nederland een interland spelen, later dat jaar tegen België. De eerste in het 28-jarige bestaan van de bond. Niet een erg goede basis om de voorbereiding op een Olympische Spelen in te gaan.
Maar De Waal was een man met connecties, vooral met Brits-Indië. En die hockeyers waren nou net de besten van de wereld. De Oranje-aanvoerder zette een soort samenwerkingsverband op met de regerend olympisch kampioen, waardoor de Nederlanders maandenlang met technisch zeer onderlegde hockeyers konden trainen. Dit wierp twee jaar later zijn vruchten af op de Olympiade in Amsterdam. Nederland werd verrassend genoeg eerste in een poule met Duitsland, Frankrijk en Spanje en plaatste zich daardoor als debutant voor de olympische finale.
Het succes van het eigen team droeg bij aan de popularisering van hockey in Nederland. Kinderen die tot voorheen alleen maar geïnteresseerd waren in voetbal, stonden opeens enthousiast met een stick – of iets dat daar op leek – te zwaaien. En naast het voetbal (251.747), atletiek (130.282) en de paardensport (57.501) kochten de meeste sportliefhebbers tijdens de Olympische Spelen een toegangskaartje voor de hockeywedstrijden (53.700).
Tijdens de hockeyfinale was het Olympisch Stadion zelfs uitverkocht. Nederland trad onder het toeziend oog van 28.799 toeschouwers aan tegen de leermeesters uit Brits-Indië. Tot op de dag van vandaag heeft geen enkel hockeyduel in Nederland zo veel bezoekers gekend.
In de jaren na de Spelen brak het hockey definitief door. Honderden verenigingen werden er in de jaren dertig opgericht, waarvan zich er bijna honderd in 1938 aansloten bij de nieuwe en huidige bond, de Koninklijke Nederlandse Hockeybond (KNHB). Meer dan vijfduizend mensen waren toen actief in het hockey.
Rein de Waal mocht in 1936 namens Nederland de vlag dragen op de Olympische Spelen van Berlijn.

Geen opmerkingen: